Alinea 11 kan gelezen worden als een op zichzelf staande redenering in de vorm van drie zinnen. Aan elk van de drie zinnen kan een functie worden toegekend.
Welke functie heeft elk van de zinnen in deze redenering?
Kies per zin telkens een van onderstaande begrippen:
afweging, argument, conclusie, constatering, nuancering, tegenstelling,
tegenwerping, voorbeeld, weerlegging.