In alinea 3 wordt geconcludeerd: “Het historisch besef is geen
vanzelfsprekendheid.” (regels 37-38)
Een kritische lezer kan zich afvragen of het gerechtvaardigd is om deze
conclusie te trekken.
Wat voor drogredenering kan de kritische lezer zien in alinea 3?
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Ik was, dus ik ben Nederlands 2013 VWO 1