Vaessens wijst de voorstelling van literatuur als een piramide af. Carel Peeters
noemt die afwijzing "de vrucht van een doorgeslagen postmodernisme" (alinea 3
van het fragment). Uit die afwijzing valt Peeters? vermoedelijke opvatting over
het postmodernisme af te leiden.
Welk aspect van het postmodernisme lijkt Peeters centraal te stellen (zie het
fragment), en welk aspect van het postmodernisme stelt tekst 1, "Grenzeloze
literatuur", centraal?
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Grenzeloze literatuur