Background image

terug

Vraag 21

De organisatoren van de quiz maakten bij de uitleg van het juiste antwoord gebruik van een model. Een geleidingselektron wordt in dat model voorgesteld als een bolletje dat eenparig in de lengterichting van de draad beweegt.
Uitgaande van dit model beweert Arie dat je met een experiment kunt controleren of afzonderlijke geleidingselektronen inderdaad een snelheid hebben van 0,02 mm s-1. Volgens hem is het mogelijk om van één elektron voldoende nauwkeurig de plaats in de draad als functie van de tijd te bepalen.
Berrie spreekt dat tegen. Hij denkt namelijk dat je niet tegelijkertijd kunt weten dat een elektron in de draad aanwezig is én dat het zo langzaam beweegt. Hij beroept zich daarbij op de onzekerheidsrelatie van Heisenberg.
Neem aan dat de onzekerheid in de plaats van een elektron in de koperdraad dezelfde orde van grootte heeft als de diameter van de draad.
Leg met behulp van een berekening met de onzekerheidsrelatie van Heisenberg uit of Berrie gelijk heeft.