Het is van belang dat de jan-van-gent loodrecht boven de vis hangt voordat hij
duikt. Als hij er schuin boven hangt, ziet hij de vis niet op de plek waar deze zich
bevindt. De situatie is weergegeven in onderstaand figuur. In deze figuur zijn twee
mogelijke stralengangen A en B getekend van licht dat van de vis in het oog van
de jan-van-gent komt.
Leg uit of de jan-van-gent de vis in bovenstaand figuur inks of rechts ziet van de plaats
waar die zich in werkelijkheid bevindt. Leg daartoe eerst uit of de juiste
stralengang wordt weergegeven door A of door B.