Volgens de bijlage "Doelgroepen" heeft Nederland anderhalf miljoen allochtonen die worden gerekend tot
de doelgroepen van het minderhedenbeleid.
A Leg uit waarom er een onderscheid wordt gemaakt tussen allochtonen en ’allochtonen
die tot de doelgroepen van het minderhedenbeleid’ behoren.
B Noem een voorbeeld van een allochtone groep die niet tot de doelgroepen van het
minderhedenbeleid behoort.