Background image

terug

Vraag 22

In 1878 schrijft een onderwijzer in Friesland over de kinderarbeid die hij om zich heen ziet

1 Bij enigszins gunstige weersgesteldheid verlaten de kinderen van acht jaar en daarboven,
2 reeds in de laatste dagen van maart de school. Dan begint het ‘aardappelzetten’, een man
3 boort het gat en het kind zet er de aardappel in. Dan komt het vlaswieden. Hierop volgt het
4 wieden van kanariezaad- en van de erwtenakkers. De gerst en tarwe worden rijp; en alles
5 wat handen heeft moet aan het aren lezen (graankorrels uit de achtergebleven aren zoeken).
6 Het vlas kan worden getrokken: mannen en vrouwen rukken het uit de grond, en kinderen
7 en kindertjes leggen het uitgerukte vlas in schoven. Inmiddels wordt het wieden der
8 ontzaggelijke aardappelvelden niet vergeten; dit duurt totdat de aardappelen rijp zijn, en
9 dan met alle macht aan het ‘dollen’, waaraan vóór midden oktober geen einde komt. Nu nog
10 een achttal dagen aan het nazoeken; en dan kan weer aan de school worden gedacht.
11 Verschrompeld van buiten en van binnen, ordeloos en ruw, komen de stumpers dan hun
12 plaatsen in de schoolbanken weer innemen. Men begrijpt hoe het dan staat met hun kennis.

Gebruik bovenstaande bijlage.
Leg uit of er in de bijlage sprake is van overtreding van de Kinderwet van Van Houten.