Binnen de filosofische traditie is de verhouding tussen overheid en burger een centraal
vraagstuk. Over deze verhouding bestaan zeer diverse opvattingen.
Zo benadrukt Plato het belang van de staat als opvoeder, ziet Hobbes ordehandhaving als
belangrijkste taak van de overheid en beschouwt Marx de staat als behartiger van de
belangen van de heersende klasse.
In Boek 8 van zijn Ethica Nicomachea behandelt Aristoteles drie politieke stelsels. Bij elk
van deze stelsels noemt hij ook een ontaarde vorm.
Geef een karakterisering van deze drie politieke stelsels en van de daarmee
corresponderende ontaarde vormen.
Geef tevens aan met welk criterium Aristoteles telkens de goede en de ontaarde vorm van
elkaar onderscheidt.