Rond de laatste eeuwwisseling woedde er in Nederland een discussie over het belang van
het leren van feiten in het geschiedenisonderwijs. Voor een filosoof roept dit de vraag op:
wat zijn historische feiten?
De Nederlandse historicus Johan Huizinga had zich zo’n honderd jaar geleden ook al
beziggehouden met de vraag naar de status van historische feiten. Hij zag het als de taak
van de historicus om een beeld te scheppen van een historisch tijdperk, waarbij de
historicus zelf een selectie moest maken uit de veelheid van alle gegevens die mogelijk een
rol hadden gespeeld zie bijlage.
In de tekst van de bijlage over geesteswetenschappen en natuurwetenschappen geeft
Huizinga een eigen visie op de voornaamste verschillen tussen deze laatste en de
geschiedkunde, een ’geesteswetenschap’.
Noem de twee verschillen die Huizinga in tekst van de bijlage maakt tussen de natuurwetenschappen en
de geschiedkunde.