De schrijver Godfried Bomans voert in zijn bundel Nieuwe buitelingen op ironische wijze
de heer Dijkstra op, die geprobeerd heeft aan te tonen dat de aarde geen bol is, maar een
plat vlak (zie bijlage).
Zou de Weense Kring de uitspraak dat de aarde plat is een zinvolle wetenschappelijke
uitspraak vinden?
Licht toe welke voorwaarde de Weense Kring zou stellen aan de aard van een zinvolle
wetenschappelijke uitspraak over de vorm van de aarde. Leg met een concreet voorbeeld uit
hoe men een dergelijke uitspraak kan toetsen.