Terwijl de meisjes een zekere ingetogenheid nastreven, vindt de schoolleiding het van
belang dat de leerlingen openheid vertonen om te kunnen communiceren met elkaar.
Beide houdingen kunnen wellicht deugdzaam genoemd worden. In de houding van de
meisjes zou men kuisheid, maagdelijkheid, zelfbeheersing of bescheidenheid kunnen
herkennen; de schoolleiding lijkt daarentegen open communicatie belangrijker te vinden en
in deze houding kan men ervaring, inzicht, vooruitziendheid of oordeelsvermogen
herkennen.
Als we de zaak op deze wijze beschouwen, is zowel in de houding van de meisjes als in de
houding van de schoolleiding een bepaalde deugdzaamheid te herkennen.
Het lijkt zelfs dat er in bovenbeschreven situatie niet alleen een conflict is tussen partijen,
maar tussen de deugdzaamheid van de meisjes enerzijds en de deugdzaamheid van de
school anderzijds.
Dit roept de vraag op of deugden zelf met elkaar in conflict kunnen zijn.
Beredeneer of een dergelijk conflict tussen deugden binnen één deugdethische positie
mogelijk is en laat zien waarop de mogelijkheid of onmogelijkheid van een dergelijk
conflict berust.