Filosofen over religieuze ervaring
Joeri Aleksejevitsj Gagarin (1934-1968) was een beroemde Russische
kosmonaut. Op 12 april 1961 werd Gagarin de eerste mens die een ruimtereis
maakte aan boord van de Vostok 1. Een apocrief verhaal meldt dat Gagarin,
toen hij veilig terugkeerde op aarde, aan de media triomfantelijk meldde dat hij
“daarboven nergens God had gezien”.
Zijn uitspraak past in het wetenschappelijke wereldbeeld dat bepaald wordt door
rede, waarneming en experiment en waarin voor religie geen plaats is. Het is
duidelijk dat Gagarin met zijn uitspraak de wetenschappelijke rede en het geloof
lijnrecht tegenover elkaar plaatst. Zijn opvatting van wat redelijk is, komt
overeen met die van de moderne filosofie die empirische waarneming als de
betrouwbaarste kennisbron ziet. Veel gelovigen zien, als het om de verhouding
tussen rede en geloof gaat, ook andere bronnen dan de waarneming als
betrouwbaar, waaronder bijvoorbeeld de openbaring van God in een heilige
tekst als de Bijbel of de Koran.
Zijn heilige teksten volgens jou kentheoretisch betrouwbaar?
Geef een argumentatie voor je antwoord bestaande uit a) een argument tegen
de kentheoretische betrouwbaarheid van heilige teksten en b) een argument ter
verdediging ervan.
Sommige mensen ervaren God niet via een heilige tekst maar rechtstreeks. Zo’n
rechtstreeks contact met God wordt een mystieke ervaring genoemd.
De Amerikaanse filosoof William James heeft in de vorige eeuw religieuze
ervaringen diepgaand geanalyseerd. Hoewel James de analyse van religieuze
ervaringen zinvol vond, zag hij wel in dat een wetenschappelijke benadering ons
geen kennis op zou leveren ten aanzien van de vraag of God bestaat: Gods
bestaan is via de wetenschap te bewijzen noch te weerleggen. De Amerikaanse
wetenschapper Stephen Jay Gould is het met James eens en hij verwoordt die
opvatting als volgt:
Om het namens mijn collega’s nog maar eens voor de miljardste keer te herhalen (…):
de wetenschap kan met de haar geëigende methoden eenvoudigweg niet oordelen over
de mogelijkheid van Gods voorzienigheid in de natuur. Wij bevestigen noch ontkennen
die; als wetenschappers kunnen wij hierop eenvoudigweg geen commentaar geven.
bron: Stephen Jay Gould, ‘Impeaching a Self-Appointed judge, Scientific American,
267,1
De etholoog en evolutiebioloog Dawkins denkt daar anders over. Dawkins is een
atheïst en een humanist die vasthoudt aan de bewijskracht van rationaliteit en
wetenschap en een absolute tegenstelling ziet tussen blind geloof en rationeel
bewijs. In “The Selfish Gene” zegt Dawkins het volgende:
Maar wat is nu eigenlijk geloof? Het is een geestesgesteldheid die ertoe leidt dat
mensen iets geloven – het maak niet uit wat –, terwijl het in het geheel ontbreekt aan
bewijsmateriaal. Als er goed ondersteunend bewijsmateriaal zou zijn, zou geloof
overbodig zijn, want het bewijs zou ons dwingen het hoe dan ook te geloven.
bron: Richard Dawkins, the Selfish Gene, 1989
Wat is de kern van de pragmatistische visie van James?
Geef twee verschillende redenen waarom James vanuit zijn opvatting van religie
de inhoud van de discussie tussen Gould en Dawkins als irrelevant terzijde kan
schuiven.