Background image

terug

Vraag 4

Iets benoemen is één zaak, de vraag of het daarmee ook bestaat een andere. Volgens Kant kan men weliswaar de waarheid inzien van synthetische beweringen die a priori kennis uitdrukken, maar kan men met de rede het bestaan van God bewijzen noch weerleggen.
Toch postuleert Kant – in tegenstelling tot de logisch empiristen van de Wiener Kreis – het bestaan van God. Kant gaat hierbij uit van het ‘hoogste goed’, dat niet door de menselijke wil gerealiseerd kan worden. De logisch empiristen van de Wiener Kreis wijzen kennis over het bestaan van een dergelijk ‘hoogste goed’ en het bestaan van God van de hand.

Hoe leidt volgens Kant de notie van het ‘hoogste goed’ tot (het postulaat van) het bestaan van God? Licht je antwoord zo toe dat duidelijk wordt wat verstaan moet worden onder de notie van het ‘hoogste goed’ en waarom dit ‘hoogste goed’ niet door de menselijke wil kan worden gerealiseerd. Leg tevens uit waarom de logisch empiristen van de Wiener Kreis de redenering van Kant afwijzen.