Background image

terug

Vraag 3

Ook blijkt uit datzelfde onderzoek dat er steeds minder predikanten geloven in een persoonlijke God die zich met ieder mens persoonlijk bezig houdt. Volgens Stoffels is het godsbeeld verschoven van exclusief christelijk naar spiritueel en van persoonlijk naar abstract.
Hij verwijst daarbij naar de antwoorden op de in het onderzoek gestelde vraag: “Welke naam geeft u God?”.
Het meest gegeven antwoord was ‘Licht’. Verder werd genoemd: Vader, Kracht, Geheim, Vriend, Verlosser, Onnoembare, Koning, Moeder, Almachtige, Zijn, Energie, Natuur en Iets. Hoe men ergens over spreekt, geeft vaak aan hoe men erover denkt.
Met name in religieuze kwesties luistert het taalgebruik zeer nauw. Als we de benamingen uit het onderzoek van Stoffels nader beschouwen, valt op dat de namen zeer uiteenlopend zijn.
De benaming die iemand gebruikt om God aan te duiden is sterk afhankelijk van de invalshoek op religie die wordt gehanteerd.

Wat zijn de drie verschillende invalshoeken van religie die Leezenberg in ‘Rede en religie’ hanteert?
Beredeneer voor elk van deze invalshoeken welke van bovengenoemde namen je het meest passend vindt bij die invalshoek.