Background image

terug

Vraag 2

Twijfel aan het bestaan van God komt onder de jongere generatie predikanten minder vaak voor, wat in Trouw leidde tot de koppen: “De jonge garde is vromer” en “Vooral de oudere dominee twijfelt aan bestaan God”.
Onder de predikanten uit het genoemde onderzoek gaf twee procent aan er zelfs van overtuigd te zijn dat God niet bestaat. Dit leidt tot de vraag of mensen die niet in het bestaan van God geloven wel predikant kunnen of zelfs mogen zijn.
Jan Blokker vraagt zich in een column in het dagblad NRC-Next het volgende af.

De tekst
Zou ik mijn kinderen toevertrouwen aan een school waar de aardrijkskundeleraar twijfelde aan de rondheid van de aarde, en zijn wiskundecollega niet meer geloofde dat de kortste verbinding tussen twee punten een rechte lijn was? (…) Dat één op de zes pastores betwijfelt of er een God bestaat of zelfs ontkent dat er eentje zou wezen. Dat mag je toch wel kras noemen. Zou ik mezelf, stel dat ik kerks was, blootstellen aan een predikant die agnost of – erger nog – atheïst was? (…) Is dat niet eigenlijk het onbevoegd uitoefenen van een beroep, waar in andere branches gewoon straf op staat?

bron: NRC-Next van 25 september 2006

Achter deze ironische tekst schuilt een serieuze vraag, namelijk wie er in het publieke domein legitiem uitspraken over God mag doen of zelfs uit Gods naam een zegen mag uitspreken.
De Duitse filosoof Habermas heeft zich uitgesproken over de status van legitieme openbare religie in een postseculiere samenleving en formuleert een criterium hiervoor.

Vind jij dat predikanten die niet in het bestaan van God geloven in het openbaar met gezag namens God mogen spreken? Beargumenteer je antwoord en maak in de toelichting op je antwoord duidelijk welk criterium Habermas hanteert en of dit criterium toereikend is om deze vraag te beantwoorden.