tekst 1
Wetenschappelijk onderzoek heeft laten zien dat onbewust denken – denken
zonder aandacht, bijvoorbeeld omdat de aandacht ergens anders op gericht is
of tijdens de slaap – bij complexe keuzes tot betere beslissingen leidt. Ook
zijn we creatiever wanneer we onbewust denken; en de kans op het
welbekende ‘aha!-moment’ bij een lastige abstracte puzzel is groter na een
periode van onbewust denken. Een verklaring voor deze bevindingen is dat onbewust denken op een aantal punten wezenlijk verschilt van bewust denken. Zo heeft het onbewuste meer capaciteit dan het bewuste. Wanneer je onbewust denkt, kun je dus veel meer informatie tegelijk verwerken, terwijl het bewuste slechts een aantal aspecten tegelijk kan bekijken. Daarnaast is het onbewuste beter in het bepalen welke informatie van belang is en welke factoren minder belangrijk zijn. Ook is onbewust denken een zeer associatief proces, waar bewust denken vaak vasthoudt aan bestaande schema’s. bron: www.onderwijsinontwikkeling.nl, november 2014 |
Laat aan de hand van het citaat van Dennett zien waarin Dijksterhuis’
positie verschilt van die van Dennett.
Beargumenteer vervolgens aan de hand van een definitie van het
epifenomenalisme in welk opzicht Dijksterhuis’ visie op bewustzijn in
tekst 1 overeenkomt met het epifenomenalisme en in welk opzicht de visie
van Dijksterhuis verschilt met het epifenomenalisme.
Geef aan welk bezwaar je tegen het epifenomenalisme kunt inbrengen.