Background image

terug

Vraag 14

Rond 1945 was het een heel normaal en vriendschappelijk gebaar om een veertienjarige jongen een sigaret te geven met de vraag “rook jij al?”. Bioscopen, bussen, trams en treinen waren voorzien van asbakken. Sportprogramma’s op televisie werden gepresenteerd door een rokende verslaggever. Tot in de jaren ’80 stond er bij de kapper een glaasje sigaretten op tafel. Op lagere en middelbare scholen stonden leraren rokend voor de klas.
Omstreeks 1950 werd door de arts Sir Richard Doll het verband tussen roken en longkanker geconstateerd. In heel Europa kwam op de verpakking van rookwaren de waarschuwing te staan dat roken de gezondheid schaadt. Reclame voor roken werd langzamerhand steeds moeilijker.
In bioscopen en op tv mag er inmiddels geen reclame voor rookwaren meer gemaakt worden. Ook al zijn de marketingmogelijkheden aan banden gelegd, de industrie weet de potentiële rokers wel te bereiken.
Omdat de ervaring van de eerste sigaret vaak belangrijk is voor het al dan niet blijven roken, is het voor de industrie belangrijk om die eerste ervaring zo goed mogelijk te laten zijn. Zo smaken sigaretten beter door het toevoegen van menthol. Ook zoete smaken en cacao maken het roker lekkerder, aldus Stivoro. Onderzoek van het RIVM toont aan dat jongeren eerder verslaafd raken dan volwassenen. Hoe eerder een kind begint met roken, hoe groter de kans dat het later verslaafd raakt.
David Hume is een compatibilist. Hij vindt dat mensen een vrije wil hebben, ondanks het feit dat ze gedetermineerd zijn.

Is volgens Hume zelfverwerkelijking mogelijk door te roken?
Geef een argumentatie voor je antwoord.