Brown zegt dat hij het bestaan van bovennatuurlijke gaven of krachten
afwijst.
Daaruit zou je kunnen concluderen dat Brown een groot vertrouwen heeft
in de verklaringskracht van de hedendaagse wetenschap. Onze
alomtegenwoordige wetenschap is voortgekomen uit de
wetenschappelijke revolutie die zich voltrok in de 16e en 17e eeuw. Met
deze revolutie veranderde ook ons wereldbeeld.
Een wetenschapsfilosoof die zich specialiseerde in de consequenties van
veranderingen in wetenschappelijke wereldbeelden is Thomas Kuhn.
Met zijn theorie leverde Kuhn kritiek op de opvattingen van collega
wetenschapsfilosoof Karl Popper.
In hoeverre zouden Popper en Kuhn de uitspraak van Brown dat er geen
bovennatuurlijke krachten bestaan als een wetenschappelijke uitspraak
beschouwen?
Beargumenteer je antwoord op grond van de wetenschapsfilosofische
theorieën van zowel Popper als van Kuhn en leg tevens uit welke
verandering in het wereldbeeld zich voltrok in de wetenschappelijke
revolutie van de 16e en 17e eeuw.