In zijn uiteenzetting over zelfevaluatie schetst Taylor ook een sterke vorm
van reflectieve zelfevaluatie. Volgens hem ligt de basis voor
zelfverwerkelijking vooral in deze sterke vorm en niet in het maken van
een radicale keuze, zoals Sartre stelt.
Het vormen van wat Taylor noemt een ‘conception of the self’ − oftewel
een zelfbeeld − op basis van die sterke vorm van zelfevaluatie leidt juist
tot zelfverwerkelijking.
Deze benadering lijkt op de manier waarop Aristoteles in zijn deugdethiek
uitlegt hoe de mens zich dient te verwerkelijken.
Leg uit hoe de mens zich volgens Taylor verwerkelijkt en hoe de mens dit
doet volgens Aristoteles. Geef hiertoe twee filosofisch relevante
overeenkomsten tussen beide visies.
Leg bovendien uit hoe men volgens Taylor tot een ‘conception of the self’
komt.