De gelukservaring van inspiratie die Nietzsche beschrijft, zou je kunnen
opvatten als een verlangen om te creëren.
David Hume is een compatibilist en zou de zin “alles gebeurt in hoogste
mate onvrijwillig” uit tekst 2 in tegenspraak vinden met zijn eigen idee van
de vrije wil.
Waarom zou Hume, ondanks het feit dat de inspiratie Nietzsche overkomt,
Nietzsche toch vrij noemen?
Beargumenteer je antwoord aan de hand van Humes opvatting over het
verband tussen vrijheid en oorzakelijkheid.