Background image

terug

Vraag 3

De Boer noemt Friedrich Nietzsche als een filosoof die een goed begrip heeft van wat inspiratie is.
Weliswaar ziet Nietzsche inspiratie juist niet als bovennatuurlijke kracht, maar hij begrijpt wel dat mensen inspiratie als een bovennatuurlijke kracht voelen (zij voelen zich dan een medium tussen hemel en aarde), omdat de ervaring van inspiratie zo heftig kan zijn. Hij vindt het echter bijgeloof om zo over inspiratie na te denken. In zijn werk ‘Ecce Homo’ schrijft Nietzsche over inspiratie:

Met het geringste restje bijgeloof zou je inderdaad de voorstelling dat je niets anders bent dan een medium als je geïnspireerd bent, nauwelijks van je kunnen afzetten. Dit is mijn ervaring van inspiratie: als een bliksem flitst een gedachte op, onafwendbaar, zonder aarzeling in de juiste vorm,− ik heb nooit een vrije keus gehad. Een gelukservaring, […]. Alles gebeurt in hoogste mate onvrijwillig, maar als het ware in een stormachtig gevoel van vrijheid.

naar: F. Nietzsche, Ecce Homo

Nietzsche ziet in zijn beschrijving geen tegenstelling tussen onvrijwillige inspiratie en een gevoel van vrijheid. De geschriften van Nietzsche waren een bron van inspiratie voor het existentialisme.
De existentialist Jean-Paul Sartre ziet het gehele leven als een kunstwerk, waarin de mens tegelijkertijd kunstwerk en kunstenaar is: net als bij het maken van een kunstwerk worden de regels in het leven tijdens het leven zelf bedacht.
Hoewel een menselijk leven volgens Sartre als kunstwerk dient te worden opgevat, denken sommige mensen dat regels van tevoren vastliggen.
Mensen die dat denken noemt Sartre ‘te kwader trouw’ (‘mauvaise foi’).

Beargumenteer met behulp van tekst 2 of Sartre de ervaring van inspiratie van Nietzsche een voorbeeld zou vinden van ‘mauvaise foi’. Leg daarbij het begrip ‘mauvaise foi’ uit.