De Boer noemt Friedrich Nietzsche als een filosoof die een goed begrip
heeft van wat inspiratie is.
Weliswaar ziet Nietzsche inspiratie juist niet als bovennatuurlijke kracht,
maar hij begrijpt wel dat mensen inspiratie als een bovennatuurlijke kracht
voelen (zij voelen zich dan een medium tussen hemel en aarde), omdat
de ervaring van inspiratie zo heftig kan zijn. Hij vindt het echter bijgeloof
om zo over inspiratie na te denken. In zijn werk ‘Ecce Homo’ schrijft
Nietzsche over inspiratie:
Met het geringste restje bijgeloof zou je inderdaad de voorstelling dat je niets
anders bent dan een medium als je geïnspireerd bent, nauwelijks van je
kunnen afzetten. Dit is mijn ervaring van inspiratie: als een bliksem flitst een
gedachte op, onafwendbaar, zonder aarzeling in de juiste vorm,− ik heb nooit
een vrije keus gehad. Een gelukservaring, […]. Alles gebeurt in hoogste mate
onvrijwillig, maar als het ware in een stormachtig gevoel van vrijheid. naar: F. Nietzsche, Ecce Homo |
Beargumenteer met behulp van tekst 2 of Sartre de ervaring van inspiratie van Nietzsche een voorbeeld zou vinden van ‘mauvaise foi’. Leg daarbij het begrip ‘mauvaise foi’ uit.