Background image

terug

Vraag 1

Kunstenaars zien inspiratie vaak als de bron waaruit ze ideeën putten voor hun kunst. Inspiratie omschrijven ze dan als een bewustzijnstoestand waarin ze creatief zijn en precies weten hoe ze iets moeten maken.
Hoewel kunstenaars voor een deel afhankelijk zijn van inspiratie, zeggen ze vaak dat het geen zin heeft om op inspiratie te wachten: je kunt inspiratie niet dwingen. Het is zinvoller om vertrouwen te hebben in je technische vaardigheden en hopen dat je geïnspireerd wordt.
Ook filosofen als de Nederlandse Theo de Boer hebben zich afgevraagd wat inspiratie is:

Bij inspiratie is er iets dat door je heen vaart. Als die wind door je heen blaast, verlies je de macht over jezelf. Dat lijkt in strijd met de dragende ideeën van de filosofie: het zelf denken, zonder van iets of iemand afhankelijk te zijn.

bron: Theo de Boer, De vier zuilen van de filosofie, afscheidscollege,1997

Filosofen hebben nooit raad geweten met inspiratie, op Nietzsche na. Maar dichters wel. Die spreken er vrijuit over. Inspiratie dient zich aan als een ervaring die niet uit mijzelf komt, maar ‘van boven’. Dichters kennen dat nog.

bron: Ger Groot, Twee zielen, gesprek met Theo de Boer

De Boer verbindt het hebben van inspiratie met ‘het hogere’ of transcendentie. Als het zo is dat inspiratie kunstenaars aanzet tot het maken van een kunstwerk, dan gebeurt dit dus, volgens De Boer, door een bovennatuurlijke kracht.
Er zijn substantiedualisten die bovennatuurlijke krachten als een oplossing zien voor het interactieprobleem.

Waarom zouden bovennatuurlijke krachten een oplossing bieden voor het interactieprobleem?
Leg in je argumentatie het interactieprobleem uit.
Noem een verschil tussen de oplossing die bovennatuurlijke krachten bieden en de oplossing van Descartes voor het interactieprobleem.