Een vooronderstelling bij de uitgesproken verwachtingen in de tekst in bijlage “Prothesen” is dat
wat bij apen werkt ook bij mensen zal werken of ook voor de mens
opgaat. Deze vooronderstelling druist echter in tegen de algemeen
aangenomen tegenstelling tussen de rede bij mensen en het instinct bij
dieren.
Dat er een duidelijk onderscheid is tussen menselijke rede en het dierlijke
instinct zou je kunnen bepleiten aan de hand van de filosofische theorieën
van bijvoorbeeld Helmuth Plessner en Harry Frankfurt.
De fenomenoloog Plessner maakt een onderscheid tussen mens en dier
door te stellen dat het menselijk bestaan, in tegenstelling tot dat van
dieren, gekenmerkt wordt door excentriciteit. De mens is volgens
Plessner, in tegenstelling tot het dier, excentrisch gepositioneerd.
En al doet Frankfurt dit zelf niet, ook zijn onderscheid tussen eerste- en
tweede-ordeverlangens zou kunnen worden gebruikt om een uitleg te
geven van wat het onderscheid is tussen de rede bij de mens en het
instinct bij dieren.
Is het volgens jou mogelijk op basis van onderzoek met apen, zoals in
de tekst in bijlage “Prothesen”, uitspraken te doen ten aanzien van mensen?
Geef een afweging aan de hand van een argument vóór en een argument
tégen en gebruik daarbij een uitleg van het filosofische begrip
‘excentriciteit’.
Leg bovendien uit dat het vooronderstelde verschil tussen mens en dier
ook kan worden begrepen aan de hand van Frankfurts onderscheid
tussen eerste- en tweede-ordeverlangens.