Een andere hersenwetenschapper, Wilder Penfield, kreeg halverwege de
vorige eeuw bekendheid door zijn neurologische experimenten. Daarbij
wist hij als eerste verschillende hersengebieden te lokaliseren die actief
zijn bij de werking van de verschillende zintuigen en ledematen. Zo
ontstond de zogenoemde ‘Penfield-kaart’ die weergeeft hoeveel
hersengebied correspondeert met welk deel van het lichaam.
De aparte figuur die hieruit tevoorschijn kwam
(en hiernaast is afgebeeld), staat bekend als
de ‘senso-motorische homunculus’. De grote
handen van deze homunculus geven
bijvoorbeeld aan dat er een groot
hersengebied en veel hersencapaciteit nodig is
om alle mogelijke bewegingen van de handen
aan te sturen.
Hoewel het hier om een andere dan de
filosofische homunculus gaat, is er wel een
overeenkomst met de functie die Descartes
aan de pijnappelklier als hersengebied toeschreef.
De filosoof Daniel Dennett verwerpt de gedachte van een filosofische
homunculus en heeft kritiek op de conclusies die worden getrokken uit het
experiment van Libet.
Waarom leidt de verwerping door Dennett van het bestaan van een
filosofische homunculus tevens tot kritiek op conclusies die worden
getrokken uit Libets experimenten?
Beargumenteer je antwoord aan de hand van een uitleg van de begrippen
‘cartesiaans theater’ en ‘homunculus’ en de conclusie die Dennett trekt uit
neurologische onderzoeken.