terug
Vraag 4
Nadat Philipse heeft geconcludeerd dat religieus geloof door de
wetenschappelijke vooruitgang ongeloofwaardig is geworden, gaat hij in op het
probleem van de interpretatie van religieuze teksten:
Dekker suggereert dat bij een conflict tussen openbaringstekst en wetenschappelijke
resultaten wij een van beide opnieuw moeten interpreteren. Maar dit is onzin. De
gelovige die meent dat de Bijbel slechts waarheden bevat, zal bijbelteksten
herinterpreteren zodra ze weersproken worden door wetenschappelijke resultaten. Dit
betoogde Galileï al in zijn beroemde brief aan groothertogin Christina van 1615. Cees
Dekker beseft het vierhonderd jaar later.
bron: Herman Philipse: Alleen de wetenschap is de maat der dingen,
NRC Handelsblad, 13 december 2008 |
In de loop van de geschiedenis zijn verschillende standpunten over de status
van religieuze teksten en uitspraken ingenomen, waaronder de kritische positie
van de filosoof Immanuel Kant.
Kant formuleerde risico’s ten aanzien van het religieus geloof dat zou kunnen
vervallen tot intolerant dogmatisme, en ten aanzien van het atheïsme dat zou
kunnen leiden tot onrust die de maatschappelijke orde ondermijnt.
Op de eerder door schrijver Kluun gestelde vraag of God bestaat, zou Kant
antwoorden dat de praktische rede niet zonder het idee van het bestaan van
God kan. Uit de notie van het hoogste goed volgt volgens Kant immers het
postulaat van het bestaan van God.
Waarom kan de praktische rede volgens Kant niet zonder religie en de daarmee
verbonden postulaten?
Leg je antwoord uit en geef aan hoe Kant argumenteert dat uit de notie van het
hoogst
e goed het postulaat van het bestaan van God volgt.