terug
Vraag 3
Geef bij elk van de onderstaande beweringen aan of deze in de loop van de passage juist of onjuist blijkt te zijn.
- De ik–persoon kan zich precies herinneren wat hij deed op het moment dat er een man schreeuwde.
- De ik–persoon weet vanaf het moment dat hij begint te rennen dat zijn leven een dramatische wending zal nemen.
- De ik–persoon heeft later luchtopnamen gezien van de situatie die hij beschrijft.
- Tegelijk met de ik–persoon komen vier landarbeiders ook toe rennen.
- Clarissa was in staat om waar te nemen hoe de situatie zich ontwikkelde.
- De ballonvaarders zijn in gevaar omdat hun ballon dreigt los te raken van de mand.
Zet achter het nummer van elke bewering, “juist” of “onjuist”.