Background image

terug

Vraag 2

In het kader van de afspraken binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) pleiten met name ontwikkelingslanden voor liberalisering van de handel in landbouwproducten. Belangen van landbouwers uit Europa en Noord-Amerika vormen vaak een obstakel voor dit streven naar vrijhandel.

In een land wordt voor het landbouwproduct ‘tarso’ een minimumprijs gehanteerd van € 1,25 per kilogram. De overheid van dit land wil daarmee de producenten van tarso een zekere inkomensgarantie bieden. Eventuele overschotten worden opgekocht door de overheid.
Met betrekking tot vraag en aanbod van tarso gelden in dit land de volgende gegevens.

(1) qa = 275 qa = de door producenten aangeboden hoeveelheid tarso
(× 100.000 kilogram per jaar)
(2) qv = -200p + 450 qv = de door consumenten gevraagde hoeveelheid tarso
(× 100.000 kilogram per jaar)
p = prijs van tarso in euro’s per kilogram

Van de samenhang in dit land tussen de totale uitgaven van de consumenten aan tarso en het gemiddeld besteedbare inkomen van consumenten, is het volgende bekend.
(3) u = 1.500y - 12.500.000 u = totale uitgaven aan tarso (€) y = gemiddeld besteedbaar inkomen (€)
Vergelijking (3) geldt bij een prijs van € 1,25 per kilogram tarso.

In onderstaande figuur wordt vergelijking (3) weergegeven als een inkomensuitgavenlijn.



In de uitgangssituatie geldt: y = € 25.000. Stel dat het gemiddeld besteedbare inkomen van de consumenten in dit land stijgt met 5%. Op de markt voor tarso blijft de evenwichtsprijs onder de minimumprijs van € 1,25 liggen.

Bereken met hoeveel kilogram het aanbodoverschot van tarso zal afnemen, ten opzichte van de uitgangssituatie.