Het aantal kleurenblinde meisjes bleek significant lager te zijn dan verwacht.
Een hypothese die een verklaring geeft voor het verschil tussen het aantal
kleurenblinde meisjes dat werd verwacht en het aantal dat werd waargenomen
luidt: "Het allel voor kleurenblindheid leidt bij afwezigheid van het
Y-chromosoom in het chromosomenpakket tot verminderde levensvatbaarheid".
Om deze hypothese te toetsen kun je onderzoek doen naar de verhouding
tussen het aantal jongens en het aantal meisjes in een grote groep gezinnen
waarin kleurenblindheid voorkomt. Als in deze gezinnen het aantal dochters
naar verhouding niet minder is dan in gezinnen waarin kleurenblindheid niet
voorkomt, wordt de hypothese verworpen.
Gekozen kan worden uit de volgende gezinnen:
1 gezinnen met een kleurenblinde vader;
2 gezinnen met een kleurenblinde moeder;
3 gezinnen met ten minste een zoon die kleurenblind is;
4 gezinnen met ten minste een dochter die kleurenblind is.
Welke van deze gezinnen zijn geschikt als onderzoeksgroep?