Een wielrenner moet op de vlakke weg twee soorten weerstand overwinnen om
vooruit te komen: de luchtweerstand en de rolweerstand.
De rolweerstand hangt voornamelijk af van het soort wegdek, maar verder ook van
het gewicht van de renner en van het type band dat gebruikt wordt: een brede
noppenband geeft meer weerstand dan een smalle raceband.
Een maat voor de inspanning om deze weerstanden te overwinnen is het vermogen.
Vermogen is de hoeveelheid arbeid die per seconde wordt verricht. De eenheid van vermogen is watt.
Voor een wielrenner van 75 kg die op een fiets met trainingsbanden rijdt, gelden bij
windstil weer bij benadering de volgende formules:
Prol = 0,75v en Plucht = 0,004v³
Prol is het vermogen nodig om de rolweerstand te overwinnen, uitgedrukt in watt.
v is de snelheid van de wielrenner, uitgedrukt in kilometer per uur.
Plucht is het vermogen nodig om de luchtweerstand te overwinnen, uitgedrukt in watt.
Ptot is het totale vermogen (in watt) dat het figuur door de wielrenner moet worden
geleverd om met snelheid v vooruit te komen:
Ptot = Prol + Plucht
In het figuur is de grafiek getekend van het verband tussen het geleverde vermogen
Ptot van de renner en zijn snelheid v.
De wielrenner stapt over op een ligfiets, omdat hij gehoord heeft dat: