Er zijn vulkanen die geen lava uitspuwen,
maar een constante stroom modder geven. De
koude modder stroomt als een rivier
langzaam de helling af (zie de foto hiernaast). Aan de
rand van deze stroom droogt de modder op.
Daar stroomt de modder dus wat langzamer
dan in het midden. Dit is te zien aan het
geribbelde patroon.
Om dit snelheidsverschil te meten, gebruiken
geologen stenen die ze op de modderstroom
leggen. Bij een modderstroom van ruim 6 dm
breed gebeurt dat als volgt.
Een geoloog legt een rij van 7 stenen dwars
in de stroom. Elke steen krijgt een nummer
van 0 t/m 6. Steen nummer 0 legt hij vlak bij
de rand van de stroom. Het midden van steen
nummer 1 legt hij op 1 dm van het midden
van steen nummer 0. De afstand tussen de
middens van opeenvolgende stenen is steeds
1 dm. Steen nummer 6 ligt vlak bij de andere
rand. Het resultaat zie je in de foto hierboven.
Elk uur meet hij de afstand die de stenen door
de stroom hebben afgelegd. In de
onderstaande figuren zie je de ligging na één
uur en na drie uur.