Background image

terug

Hartfrequentie

Een schaatser doet een hardlooptest op een loopband. Na elke 300 meter die de schaatser heeft afgelegd op de loopband wordt er overgeschakeld op een hogere snelheid. De eerste 300 meter loopt hij met een constante snelheid van 10,2 km per uur. Na elke 300 meter wordt deze snelheid met 0,4 km per uur verhoogd. Een hartslagmeter registreert na elke 300 meter de hartfrequentie van de schaatser. De hartfrequentie van een mens is het aantal slagen dat het hart per minuut maakt.
In het onderstaande figuur zijn de resultaten van de hardlooptest weergegeven. Hierin is te zien dat de eerste meetgegevens vrijwel op een rechte lijn liggen.






Een hardloper doet dezelfde test op de loopband. In het onderstaande figuur zijn de resultaten weergegeven.


De hartfrequentie waarbij het lineaire verband verloren gaat, heet het omslagpunt. Voor de hardloper van het figuur hierboven ligt het omslagpunt bij een hartfrequentie van ongeveer 190 slagen per minuut. Bij een grotere inspanning is het hart minder goed in staat om voldoende slagen te maken.
Het verband tussen V en H wordt voor de hardloper bij benadering gegeven door de volgende twee formules:

H = 76,8 + 6,6 V   voor 11 ≤ V ≤ 17
H = 200 - (0,0545 V - 0,836)-1   voor V ≥ 17