Tot 2007 dachten wetenschappers, dat trekvogels zoals zwanen, die ‘licht’
ziekteverwekkende virussen onder de leden hebben, daar zelf weinig last van
hebben. Dr. Jan van Gils van het NIOO (Nederlands Instituut voor Oecologisch
Onderzoek), ontdekte bij toeval, dat deze ziektekiemen toch veel invloed hebben
op het functioneren van de Kleine zwaan, Cygnus columbianus bewickii (zie de
afbeelding). Ziektekiemen kunnen via uitwerpselen worden verspreid.
In januari 2005 ving hij 25 zwanen in de Wieringermeerpolder (Noord-Holland)
om ze te voorzien van GPS-apparaatjes, zodat de trek van Nederland naar
Rusland (3500 km) te volgen zou zijn. “Het bleek een gouden greep om ze even
te onderzoeken op het griepvirus”, zegt Van Gils.
In de herfst van 2005 ving hij nog eens 28 andere kleine zwanen. Van deze
groep hadden er vijf een griepvirus. De onderzoeksgroep ontdekte maar liefst
vijf verschillen tussen gezonde en zieke kleine zwanen.
Een van de verschillen die Van Gils ontdekte tussen geïnfecteerde en gezonde
dieren, was het tijdstip waarop de vogels uit Nederland vertrokken.
De geïnfecteerde zwanen vertrokken wel een maand later dan de gezonde
zwanen. Ook de afstand die de zwanen per etappe aflegden verschilde enorm.
De gezonde zwanen maakten etappes van 250 km terwijl de geïnfecteerde
zwanen 35 km per etappe aflegden. Geïnfecteerde zwanen zijn dus langer
onderweg, foerageren vaker en komen veel later aan.