1 | | Voor het tijdperk van de massa-motorisering woonden de meeste mensen in de |
2 | | nabijheid van waar ze geboren waren, waar ze werkten en waar hun familie en vrienden |
3 | | woonden. Er valt over te twisten in hoeverre de auto het antwoord was op de groeiende |
4 | | mobiliteitsbehoefte of juist de mobiliteit teweegbracht (ik vermoed het laatste), maar zeker |
5 | | is dat de ruimtelijke spreiding van wonen, werken en recreëren, en de gelijktijdige |
6 | | processen van ontzuiling en emancipatie nauw verweven zijn met het feit dat de mens |
7 | | mobiel werd. |
8 | | Mobiliteit is een elementaire levensbehoefte geworden, een voorwaarde voor |
9 | | volwaardige economische en sociale participatie.We zullen ons met de auto moeten |
10 | | blijven behelpen, ondanks alle geweeklaag over files. Met die files is het een beetje net als |
11 | | met het weer: iedereen kankert erover, maar schikt zich erin. Nog altijd ben je met de auto |
12 | | overal het snelst. Het berekenen van de kosten als gevolg van verloren tijd is net zo |
13 | | onzinnig als vaststellen hoeveel inkomen wordt gederfd door naar voetbal te kijken of |
14 | | langer uit te slapen. En zoals de korte geschiedenis van de planeconomie heeft geleerd, |
15 | | gaat het pas echt mis wanneer de overheid gaat bepalen welke economische (of sociale) |
16 | | activiteiten prioriteit hebben |