Een fragment uit de encycliek 'Rerum Novarum' (1891) waarin paus Leo XIII ingaat
op het standpunt van de rooms-katholieke kerk in zake het arbeidersprobleem
1 | Het produktievermogen der arbeiders is (…) zo groot, dat men zonder overdrijven mag | |
2 | zeggen dat de rijkdom der volkeren slechts uit het werk der arbeiders voortkomt. Het is | |
3 | billijk, dat de staat5) de arbeidersbelangen behartigt. Hij moet ervoor zorgen dat zij een | |
4 | voldoende deel van de goederen, die zij de maatschappij verschaffen, ontvangen, zoals | |
5 | woongelegenheid en kleding, en dat zij met minder moeite en minder ontberingen kunnen | |
6 | leven. De staat moet dan ook alles bevorderen wat in meerdere of mindere mate tot hun | |
7 | lotsverbetering kan bijdragen (…) want het is van het allergrootste belang dat degenen, | |
8 | die zulke onmisbare goederen voortbrengen, niet met ellende hoeven te worstelen. (…) |