Background image

terug

Hinlopen over de situatie in Hoorn

Otto Hinlopen komt uit een Friese familie, die in de zestiende eeuw een bloeiende houthandel op Scandinavië begint. Via huwelijken klimmen de leden op tot één van de machtigste families in de Hollandse stad Hoorn. Otto zit in 1672 in de vroedschap van Hoorn en wordt later burgemeester van deze stad.
In 1672 schrijft hij een brief aan een vriend, Pieter Overtwater, op dat moment rechter in Batavia en beambte van de VOC. Hinlopen schrijft over de situatie in Hoorn


In het land is het bij voortduring onrustig geweest. Het snelle verlies van zo veel steden heeft onder het volk in het hele land geleid tot wantrouwen tegen de regenten, met het gevolg dat de regering van Holland geheel is veranderd, om maar niet te spreken van alle steden – te veel om op te noemen – zodat ik me zal beperken tot de regering van mijn eigen stad. Zondagavond 19 juni werd het huis van burgemeester Reijnier Langewagen door een partij gepeupel, onder wie zich jongens en vrouwen en ander uitschot bevond, aangevallen; met stenen werden de ramen ingegooid en de deur vernield en alles wat in het voorhuis stond werd aan diggelen geslagen, totdat de burgerwacht hen tegenhield en verjoeg. Het land verkeerde in geldnood en daar werden de belastingpachters voor aansprakelijk gesteld. Bij controle bleek dat de heer Reijnier Langewagen een groot tekort had op zijn rekening over het jaar 1669 en daarom werd hij aangemaand om een overzicht van zijn rekening aan Gedeputeerde Staten te overleggen. Hij zegt dit te doen en belooft plechtig zijn huis niet te zullen ontvluchten, maar heeft 's nachts zijn effecten, enig geld en waardepapieren in een koffer gestoken en is naar Amsterdam gevaren om van daaruit het land te verlaten. Hij laat schriftelijk weten dat hij was vertrokken uit vrees voor zijn leven.