Een technische ontwikkeling in onze samenleving die vele mensen tot de
verbeelding spreekt, heeft te maken met de ontwikkeling van robots.
De eerste robots werden in de industrie gebruikt waar ze eindeloos mechanisch
werk verrichtten.
Tegenwoordig worden ook op andere gebieden robots gebruikt: bij missies op
de oceaanbodem, bij het werken in de buurt van vulkanen of bij onderzoek op de
planeet Mars. Japanse bedrijven als Honda en Toyota ontwikkelen humanoïde
of menselijke robots die kunnen assisteren bij huishoudelijke taken als deuren
openen, de krant van de deurmat halen en het zetten van koffie of thee.
Robot ASIMO van Honda
bron:Gadgetzon.nl
Duidelijk is dat robots in de toekomst tot steeds meer in staat zijn en een eigen
leervermogen zullen bezitten. Bovendien gaan robots door de combinatie van
levend weefsel en duurzame materialen uiterlijk steeds meer op mensen lijken.
Maar andersom zijn mensen al veel kunstmatiger en robotachtiger geworden
dan ze beseffen. In het alledaagse leven maken ze immers allang gebruik van
machinale hulpmiddelen als pacemakers, kunstknieën en kunstheupen.
Deze ontwikkeling is voor de Amerikaanse filosofe Donna Haraway de
aanleiding om allerlei tegenstellingen, zoals tussen lichaam en geest of tussen
machine en organisme, aan te vallen. In haar boek ‘Een Cyborg Manifest’ stelt
zij:
Al vanaf de zeventiende eeuw werden machines tot leven gewekt - ze kregen een
spookachtige ziel toegeschreven doordat ze konden praten of bewegen, of ter verklaring
van hun gedisciplineerde ontwikkeling van mentale mogelijkheden.
Omgekeerd konden organismen worden gemechaniseerd - teruggebracht tot een
lichaam verstoken van geest. Zulke machine / organisme relaties zijn gedateerd,
onnodig. Voor ons kunnen machines, in de verbeelding en in andere praktijken,
protheses zijn, intieme componenten, vriendelijke zelven.
bron: Haraway, Een Cyborg Manifest, 1991