Background image

terug

Vraag 19

Leerlingen van een havo 5 klas discussiƫren over de bijdrage van Flevoland aan de groei van de werkgelegenheid in Nederland. Tussen 1990 en 1998 bedroeg die groei in Nederland 480.000 arbeidsjaren. Annemarie beweert dat in Flevoland de relatieve groei van de werkgelegenheid het grootst is geweest van alle provincies. Marcel gaat ervan uit dat de werkgelegenheid in 1990 in Flevoland de helft bedraagt van die in Zuid-Holland. Hij beweert dat in dat geval uit de statistieken kan worden afgeleid dat Flevoland een grotere bijdrage heeft geleverd aan deze werkgelegenheidsgroei dan Zuid-Holland.

Welke bewering is juist, die van Annemarie, die van Marcel of zijn beide beweringen juist?
Verklaar het antwoord.