Background image

terug

Vraag 8

In een land zijn de bestedingen van scholieren van 15 tot en met 17 jaar, onderscheiden naar jongens en meisjes, onderzocht. Een deel van de resultaten staat in de onderstaande tabellen.


artikel

 
partiële
prijsindexcijfers 2007
(2005 = 100)
wegingsfactor
jongens (%)
 
wegingsfactor
meisjes (%)
 
snoep109,97,17,1
snacks104,810,68,7
frisdrank96,05,74,0
alcoholische drank112,912,29,0
roken140,14,45,2
kleding104,411,819,9
uitgaan117,97,08,2
cd / dvd71,36,35,8
cadeau104,83,46,3
cosmetica110,61,25,0
brommer102,12,51,0
computer36,64,80,5
mobiele telefoon102,26,08,0
overig109,917,011,3
  100,0100,0



totale prijsindexcijfers 2007
(2005 = 100)
jongens103,4
meisjes106,7
gemiddeld jongens en meisjes105,1


De economiedocent legt naar aanleiding van de tabellen aan een andere klas de volgende stellingen voor.
  1. Als meisjes een groter deel van hun budget aan computers zouden uitgeven, zou hun prijsindexcijfer lager uitvallen.
  2. In 2007 moet het besteedbare bedrag van jongens 3,4% hoger zijn dan in 2005 om de koopkracht in 2007 gelijk te doen zijn aan die in 2005.
  3. Meisjes geven evenveel geld uit aan snoep als jongens.
Geef voor elke stelling aan of deze juist of onjuist is.