Background image

terug

Vraag 19

In een van de paragrafen beschrijft Jörg een verband dat op de arbeidsmarkt geldt. Hij gebruikt daarbij de onderstaande verschijnselen.

  1. De consumptie, investeringen en export nemen sterk toe.
  2. Er ontstaat een aanzuigeffect op de arbeidsmarkt.
  3. De arbeidsmarkt wordt krapper.
  4. Het nationale product neemt toe.
  5. De vraag naar arbeid neemt toe.
  6. De beroepsbevolking neemt toe.

In welke volgorde moeten de bovenstaande verschijnselen staan om een correcte economische redenering te vormen?