Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze juist is of onjuist volgens de
2e alinea.
1 De klimmers hebben geruime tijd in een iglo door moeten brengen.
2 De klimmers hebben hun tocht vlak voor het einde moeten onderbreken.
3 De klimmers moesten onder barre omstandigheden voor een schuilplaats zorgen.
4 De klimmers zijn vertrokken onder zeer slechte weersomstandigheden.
5 Er heerste een wanhopige stemming in de iglo van de klimmers.
Noteer het nummer van elke bewering, gevolgd door “juist” of “onjuist”.