Om arseen aan te tonen maakt men gebruik van zijn halveringstijd.
Eerst meet men met een Geiger-Müllerteller de achtergrondstraling. De teller geeft ten
gevolge van de achtergrondstraling 24 pulsen per minuut aan. De achtergrondstraling mag
als constant beschouwd worden.
Vervolgens wordt de straling gemeten van de verdachte mensenhaar, die met neutronen is
bestraald. De teller meet nu 164 pulsen per minuut.
Na 53,6 uur herhaalt men deze meting.Men meet dan 59 pulsen per minuut.
Neem aan dat door de neutronenbestraling één stof radioactief is geworden.
Leg met behulp van een berekening uit of men uit deze metingen de conclusie kan
trekken dat deze stof arseen zou kunnen zijn.