Background image

terug

Vraag 18

In figuur is een kerkorgel afgebeeld. Nynke en Tessa maken een werkstuk over de natuurkundige aspecten van het orgel. De organist is bereid hen te helpen. Hij zegt:

Als ik op een toets druk, wordt lucht in een bepaalde pijp geblazen. De toon die jullie horen, ontstaat omdat de lucht in die pijp in resonantie komt. De lengte van de pijp is daarbij belangrijk. Een lange pijp geeft een lagere toon dan een korte pijp. Voor de toonhoogte is ook van belang of de bovenkant van de orgelpijp open of gesloten is.
Voor de tonen van een orgelpijp die aan de bovenkant gesloten is, geldt:

l= (2n-1)·((1/4)λ)

Voor de tonen van een orgelpijp die aan de bovenkant open is, geldt:

l = n(1/2) λ



Nynke vraagt de organist om een willekeurige toon te laten horen. Ze registreert het geluid met een geluidssensor die op de computer is aangesloten. Zie figuur.



Bepaal de frequentie van deze toon.