De fotograaf draait nu een andere lens
in het vergrotingsapparaat. Hij wil dat
het beeld 7,2 cm lang en 4,8 cm breed
wordt. Om weer een scherp beeld te
krijgen, moet hij de afstanden tussen
negatief, fotopapier en lens veranderen.
In het figuur is de situatie op schaal
weergegeven. De dubbele pijl stelt de
lengte van het negatief voor. Het figuur is vergroot op de bijlage afgedrukt.
Construeer op de bijlage de plaats van
de lens.