Een fietser rijdt over een horizontale weg. Hij ondervindt daarbij rolwrijving en
luchtwrijving. De rolwrijving is constant. De totale wrijvingskracht als functie van zijn
snelheid is weergegeven in het figuur.
De fietser rijdt met een constante snelheid van 6,0 m/s.
Bepaal de luchtwrijving die de fietser bij deze snelheid ondervindt.