Er zijn in Nederland voorstanders en tegenstanders van gratis openbaar vervoer.
Karel en Loes zijn uitgenodigd als inleiders bij een discussiebijeenkomst over gratis
openbaar vervoer in Nederland. Karel houdt een betoog waarin voor gratis openbaar vervoer
wordt gepleit; Loes houdt een betoog tegen gratis openbaar vervoer.
Karel wijst in zijn betoog met name op de positieve gevolgen van gratis openbaar vervoer
voor de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Ook pleit hij voor het invoeren van een
inkomensafhankelijke heffing om gratis openbaar vervoer betaalbaar te maken.
Loes wijst in haar betoog vooral op de nadelige gevolgen van gratis openbaar vervoer voor
de werkgelegenheid in andere bedrijfstakken. Ook wijst zij op de nadelen van het invoeren
van een inkomensafhankelijke heffing.
Schrijf het betoog van Karel waarin je stelling neemt voor gratis openbaar vervoer óf het
betoog van Loes waarin je stelling neemt tegen gratis openbaar vervoer.
Het betoog begint als volgt:
”Geachte dames en heren,
Ik wil een pleidooi houden voor / tegen gratis openbaar vervoer.”
Schrijf het vervolg van het betoog.
In het betoog moeten de volgende aspecten aan de orde komen: