In het figuur is het diagonaalvlak ACGE getekend met de vier staven die in dit vlak liggen.
In het snijpunt S van de lijnen PC en QG zijn in werkelijkheid de twee staven door
middel van een pennetje met elkaar verbonden. Om dit mogelijk te maken
moest er in iedere staaf een gaatje geboord worden op een bepaalde afstand van de eindpunten.
Bereken de afstand QS. Geef je antwoord in gehele millimeters nauwkeurig.