Background image

terug

Vraag 5



Een oprit van een viaduct heeft een hellingshoek α, met α < 90° (zie zijaanzicht in figuur 2). De viaducthoogte is 4 m en de wegbreedte AB is 10 m. In figuur 3 en op de bijlage is in parallelprojectie een model van zo'n oprit getekend (niet op schaal). De oprit loopt aan de zijkanten schuin af naar beneden, maar vlak EFCD is verticaal.
Vierhoek EFCD, in figuur 3 evenwijdig aan het tafereel getekend, is een gelijkbenig trapezium: hierin is ∠CFE = β, met β < 90°.