terug
Vraag 5
Om de relatie tussen het alkaloïdgehalte van jacobskruiskruid en de aanwezigheid van
bladluizen en mieren na te gaan, werden in een ander gebied dertien bloeiende
jacobskruiskruidplanten onderzocht met zeer veel bladluizen en mieren. De hoogte van
iedere plant werd gemeten en er werden bladeren geoogst voor een bepaling van het
alkaloïdgehalte.Ter vergelijking werd bij elk van deze dertien planten de dichtstbijzijnde
plant zonder bladluizen en mieren gezocht. Ook van deze buurplanten werd de hoogte
gemeten en werden bladeren geoogst. Er mag van worden uitgegaan dat mieren en
bladluizen tussen de planten konden kiezen en dat zij op grond van voor hen
aantrekkelijke factoren op een bepaalde plant zijn gaan zitten.
De resultaten van de metingen van het alkaloïdgehalte en de hoogte van de planten staan
in de tabel hieronder.
|
planten met bladluizen en met mieren |
planten zonder bladluizen en zonder mieren |
gemiddeld alkaloïdgehalte
(% van het drooggewicht) |
0,20 ± 0,02 |
0,32 ± 0,02 |
gemiddelde hoogte van
de planten (cm) |
64,8 ± 1,5 |
63,8 ± 1,5 |
Bij een tweede experiment werden tien paren planten gezocht. Elk paar bestond uit een
plant met bladluizen en mieren én een plant zonder bladluizen en mieren. Op elke plant
werd één zebrarups geplaatst. Na 15 minuten werd gecontroleerd of de rupsen nog
aanwezig waren. De resultaten van dit experiment staan in tabel 2.
|
planten met bladluizen en met mieren |
planten zonder bladluizen en zonder mieren |
rups aanwezig |
2 |
10 |
rups verdwenen |
8 |
0 |
Op grond van deze gegevens werd de conclusie getrokken dat de mieren zebrarupsen van
de planten verdrijven. Deze conclusie werd te snel getrokken. Er was geen controleexperiment
gedaan.
Beschrijf dit controle-experiment.