terug
Vraag 7
Een bioloog wil onderzoeken of de geur van de terpenoïden door de sluipwespvrouwtjes
wordt gebruikt als wegwijzer naar rupsen waarin ze haar eitjes kan leggen.
De bioloog beschikt over een groot aantal bevruchte sluipwespvrouwtjes (die eitjes gaan
leggen) en de volgende groepen maïsplanten:
- maïsplanten die niet door rupsen zijn aangevreten, zonder rupsen,
- maïsplanten die niet door rupsen zijn aangevreten, met daarop verdoofde rupsen,
- maïsplanten die kortgeleden door rupsen zijn aangevreten,met daarop verdoofde rupsen.
Hij laat de sluipwespvrouwtjes kiezen tussen twee van deze groepen maïsplanten, waarbij
de ene als testgroep dient en de andere als controlegroep.
Welke groepen maïsplanten moet hij vergelijken om een antwoord te krijgen op zijn
onderzoeksvraag?