Overblijvende bosplantensoorten, zoals Verspreidbladig goudveil, hebben hun groei- en
bloeiperiode voornamelijk in het vroege voorjaar.
Door één eigenschap van loofbomen gecombineerd met één abiotische factor is het voor
sommige bosplanten alleen mogelijk vroeg in het voorjaar te groeien.
Noem deze eigenschap van loofbomen en de betreffende abiotische factor. En vermeld ook de samenhang.